
Criterium 1
'De student evalueert de eigen competentieontwikkeling en geeft sturing aan zijn professionele ontwikkeling.'
​
Om meer inzicht te krijgen in mijn eigen competentie ontwikkeling kijk ik terug naar de leerdoelen die ik eind vorig schooljaar heb opgesteld die betrekking hadden op schooljaar 2. Ook kijk ik naar de leerdoelen die ik in het begin van het schooljaar na de eerste periode heb opgesteld. Hik kijk of deze leerdoelen behaald zijn en ik kijk naar hoe de ontwikkeling is verlopen. Daarnaast ga ik kijken naar de ontwikkelingen van mijn HBO-competenties in vergelijking met die van vorig jaar. Ook geef ik de competentieontwikkeling die ik heb doorgemaakt op stage weer, en hoe mijn stagebegeleider tegen mijn competentieontwikkeling aankijkt.
Leerdoelen eind leerjaar 1
Leerdoel 1: Halverwege het komende schooljaar 2016-2017, kan ik mijn mening voorzichtiger brengen en ben ik ook meer bewust van hoe ik mijn mening overbreng.
Verloop van de uitwerking van het leerdoel: Toen ik bezig ben gegaan met het werken aan dit leerdoel had ik veel moeite met mijn flapuit momenten inhouden. De ontwikkeling begon met het sorry zeggen na zo’n flapuit moment of nadat ik mijn mening te direct gaf. Dit liet al zien dat ik na zo’n directe mening moment wel door had dat ik het deed. Zo ben ik eigenlijk stapje voor stapje bewuster geworden van die momenten. Ik ging steeds meer de momenten en verhalen herkennen waarop ik meestal een te directe mening geef. Neem bijvoorbeeld wanneer iemand over een bepaald onderwerp begint die ik niet interessant vind of zelfs irritatie opwekt. Normaal had ik dan al een paar directe antwoorden klaarstaan, maar ik begon steeds meer bewuster na te denken over of het wel nodig is om mijn mening te geven. Gekeken naar de manier van het overbrengen van mijn mening ben ik ook netter geworden. Dit komt ook door het van te voren nadenken. Deze nadenk tijd geeft me de ruimte om mijn mening ook subtieler te formuleren.
Leerdoel 2: Halverwege het komende schooljaar 2016-2017, ga ik professioneel om met gemaakte afspraken. Dit houdt in dat ik me aan deadlines hou, afspraken niet vergeet door ze te noteren en dat ik sowieso gemaakte afspraken nakom.
Verloop van de uitwerking van het leerdoel: Wat ik vooral heb gemerkt bij het werken aan dit leerdoel is dat wanneer de deadline of afspraak niet alleen voor mijzelf is gemaakt, dan kom ik de afspraak/deadline na. In het eerste leerjaar is het wel eens fout gelopen met afspraken nakomen die ik met anderen heb gemaakt. Dit jaar heb ik geen enkele met een ander persoon gemaakte afspraak of deadline gemist. Dit kwam vooral door de motivatie die hier achter zit. Ik wil anderen niet teleurstellen of boos maken, vandaar dat ik dit jaar alles na ben gekomen. Ook is het zo dat ik een volwassenere blik heb gekregen richting school en bepaalde zaken rondom school. Deze volwassenere blik is ontstaan door alle reflecties over professioneel handelen in samenwerkingsverbanden. Ik wil graag als professional gezien worden, dus dan moet ik ook professioneel handelen in samenwerkingsverbanden.
Als ik terugkijk naar de afspraken en deadlines die ik voor mezelf heb gemaakt of opgesteld, dan zie ik een kleine verandering in vergelijking met het vorige leerjaar. In het vorige leerjaar maakte ik vaak deadlines met mezelf voor wanneer ik iets af moet hebben. Het is me helaas nooit gelukt om me daar daadwerkelijk ook aan te houden. Nu ik dit jaar meer taken had en een vollere agenda had door stage, heb ik me wel iets vaker gehouden aan mijn eigen deadlines. Dit is vooral omdat ik dan bewuster nadacht over welke dagen ik niet aan school kon werken en welke dagen wel. Hierdoor liet ik het werk minder vaak tot het laatste moment liggen, maar begon ik eerder om te voorkomen dat ik het nog niet af had en na stage weer gehaast verder moest werken. Ik vond het zelf heel fijn om opdrachten eerder af te hebben dan normaal. Wanneer ik klasgenoten dan hoorde stressen, zat ik relaxed Netflix te kijken. Ik merk dat ik door dit relaxte gevoel ook steeds vaker eerder aan producttoetsen begin.
Natuurlijk speelt in beide situaties intrinsieke en extrinsieke motivatie ook een rol. Bij intrinsieke motivatie gaat het om het innerlijke belang, je vind het zelf interessant of leuk, dus je wil het doen. Bij extrinsieke motivatie gaat het om de externe consequentie die er aan vast zit, bijvoorbeeld een beloning of een straf. (Zimbardo, Johnson, & McCann , 2013) Als het draait om school gaat het bij mij vaak om extrinsieke motivatie. Dit is vooral omdat ik geen affiniteit heb met veel theorie leren. Wanneer ik kijk naar stage afspraken dan komt veel meer mijn intrinsieke motivatie naar boven. Deze verdeling van intrinsieke en extrinsieke motivatie zie je ook terug in mijn gemaakte leerstijlen test. Ik ben een doener, dat betekend dat ik het liefst leer of werk door te doen (123Test, z.j.). Theorie is voor mij stil zitten en lezen en stage is vooral doen.
Leerdoel 3: Na het eerste kwartiel van het komende schooljaar 2016-2017 ben ik beter in het luisteren naar anderen, zonder hun verhalen te onderbreken of zelf in proberen te vullen.
Verloop van de uitwerking van het leerdoel: Nu ik terug kijk op de ontwikkeling van dit leerdoel, dan merk ik dat ik een onrealistische ontwikkelingstijd heb gebonden aan dit leerdoel. Onder het kopje ‘hoe ga ik hier aan werken’ had ik verteld dat ik mooi in de vakantie aan dit leerdoel kon werken, waardoor ik rond begin periode 2 het onderbreken vast al had afgeleerd. Voor iets waar ik al mijn hele jeugd naartoe geneigd ben, kun je dat niet even afleren in 3 maanden. Ik heb soms nog steeds moeite om mensen niet te onderbreken in hun gesprek, maar ik merk wel dat het steeds minder is geworden. Ik denk dat het slechte luisteren en onderbreken komt door een bepaalde soort haast die ik heb tijdens het voeren van gesprekken. Ik kan niet precies uitleggen waarom ik me gehaast voel tijdens gesprekken, maar op de één of andere manier neem ik soms niet rustig de tijd om echt te luisteren. Ik ben er in de loop van leerjaar 2 steeds bewuster op gaan letten tijdens gesprekken, waardoor er wel wat verbetering is. Dit is mede dankzij de lessen motiverende gespreksvoering waar we geleerd hebben over het belang van OMA thuislaten. OMA staat voor oordelen, mening geven en aannames. Door OMA maak je het gesprek minder diepgaand dan het had kunnen zijn, waardoor je misschien wel essentiële informatie mist dat had kunnen bijdragen aan de versoepeling van het hulpverleningsproces. (Veen, van der, & Goijarts, 2012)
Leerdoelen begin leerjaar 2
Leerdoel 1: Binnen een half jaar kan ik genuanceerde antwoorden geven in gesprekken die ik voer, zowel in het dagelijks leven als in professionele situaties.
Verloop van de uitwerking van het leerdoel: Dit leerdoel sluit eigenlijk heel erg aan op leerdoel 1 die ik eind vorig leerjaar hebt gemaakt. Antwoorden die je in gesprekken geeft zijn vaak meningen, oordelen of eigen interpretaties. Ik denk tegenwoordig veel meer na voordat ik antwoord geef, waardoor ik mezelf de ruimte geef om een genuanceerd antwoord te bedenken. Voornamelijk die rust in een gesprek maakt dat mijn gesprekken steeds professioneler worden. Voor dit leerdoel geld ook dat motiverende gespreksvoering mij erg heeft geholpen.
Leerdoel 2: Na 100 uur stage te hebben gelopen kan ik binnen een dag naar mijn stagebegeleider stappen wanneer mij iets dwarszit of wanneer mij iets opvalt aan een bepaalde situatie of een bepaalde cliënt.
Verloop van de uitwerking van dit leerdoel: Vorig jaar stage had ik nog wel vaker dat ik dingen opmerkte, maar dat ik hier niks van zei. Dit jaar heb ik in het begin me ook ingehouden, maar na het startgesprek ben ik eigenlijk al compleet los gekomen. Ik denk dat het verschil tussen vorig jaar stage en dit jaar stage zo groot was door het startgesprek dat heeft plaatsgevonden bij mijn stage dit jaar. In dit start gesprek bespreek je bepaalde punten als verwachtingen tegenover je stagebegeleider. Hierdoor kreeg ik de ruimte om een feedback moment aan te vragen en wist mijn stagebegeleider dat ik me in het begin nog wat onzeker voelde. Wanneer ik die geruststelling en bevestiging krijgt dat ik alles kan en mag zeggen, dan doe ik dat ook veel meer.
HBO Competentielijst
Zoals verteld heb ik mijn HBO competentielijsten die ik vorig jaar heb ingevuld, vergeleken met die van dit jaar. Ik heb geen enorme ontwikkelingen doorgemaakt, maar toch ben ik op veel gebieden wel verbeterd.
Gekeken naar mijn analytische vermogen, ben ik nog meer vooruit gegaan in het koppelen van theorie en praktijk. In de laatste 2 perioden van het vorig leerjaar maakte ik deze koppeling vooral omdat het leuk is om te zien hoe de geleerde theorie zich in de praktijk voordoet. Ook ging het maken van de koppeling toen niet perse bewust, het was vaak op stage dat ik dingen herkende uit hoorcolleges. Dit leerjaar heb ik vooral bewust naar de koppeling tussen theorie en praktijk gezocht. Neem bijvoorbeeld op stage; daar werkte ik met veel verschillende doelgroepen waaronder verschillende vormen van autisme. Om het gedrag van die deelnemers goed te kunnen plaatsen ben ik de theorie ingedoken. Je merkt dan dat de begeleiding soepeler verloopt, omdat je weet wanneer bepaald gedrag nou eenmaal bij het ziektebeeld hoort, en welk gedrag door het persoon zelf wordt gedreven. Hierdoor heb ik ook meer mijn eigen theoretische kennis gedeeld met collega’s om het beste hulpverleningsplan te kunnen samenstellen voor de deelnemers. Ook vind ik het nog steeds mooi om te zien dat dingen die ik leer en lees terug te zien zijn in de praktijk. Dit verandert mijn beeld van school, waardoor ik steeds gemotiveerder raak om naar school te gaan.
Ook merk ik dat ik qua analytische vermogen steeds beter probleem oplossend kan werken. Dit komt deels door de lessen gespreksvoering waar je leert over oplossingsgerichte methodiek en gespreksvoering die je ook kunt toepassen in de praktijk. Bij oplossingsgericht werken focus je niet op het probleem zelf, maar op sterke punten en hulpbronnen die ingezet kunnen worden om het probleem op te lossen (Jong, P. de. & Berg, I.K. , 2015). Bij Aksept wordt ook de nadruk gelegd op oplossingsgericht werken in plaats van probleemgericht. Ik heb gemerkt dat dit ook echt werkte voor de deelnemers. Vaak waren deelnemers niet erg enthousiast over bepaalde dingen veranderen of aanpassen in hun gedrag of leven. Het hielp dan heel erg om naar de sterke punten van de cliënt te kijken en of die ingezet konden worden om het probleem in hun leven te verbeteren. Vooral omdat ik werkte met deelnemers die in een neerwaartse spiraal zaten hielp het heel erg om te focussen op hun sterke punten. Je merkte dat dit hunzelf ook trots en gemotiveerder maakte.
Ook heb ik mijn analytisch vermogen verbeterd dankzij mijn literatuuronderzoek. Hierbij ben ik veel bezig geweest met analyseren van bepaalde gegevens uit grote teksten. Door dit literatuuronderzoek ben ik veel sneller geworden in het filteren van informatie en kan ik efficiënter en dus productiever te werk gaan. Ik ben heel blij dat ik dit onderzoek heb moeten doen, omdat ik in leerjaar 4 een scriptie ga schrijven waarbij deze verbetering van mijn analytisch vermogen zeker weten van pas gaat komen.
Gekeken naar mijn probleemoplossend vermogen ben ik ook meer doorontwikkeld. Zoals verteld komt dit voornamelijk door de lessen oplossingsgericht werken. Ook in het dagelijks leven merk ik dat ik soms oplossingsgericht werken toepas. Ik merk dat ik hierdoor sneller problemen verwerk dan eerst. Ook herken ik de kern van een probleem sneller, waardoor ik makkelijker in kan spelen in het oplossen van het probleem.
Qua cliëntgerichtheid heb ik me ook erg kunnen ontwikkelen. Ik heb veel verschillende deelnemers voor een half jaar begeleidt. Vergeleken met vorig leerjaar stage had ik wel moeilijkere cliënten dan toen. Ik heb nu alleen maar met cliënten gewerkt die ouder zijn dan ik. Je merkte goed dat dit aan de ene kant makkelijker is; cliënten gaan volwassen om met taken die je geeft en luisteren naar je. Maar aan de andere kant vond ik het ook moeilijker omdat ik zelf het gevoel had dat ik nog maar een heel klein meisje ben in vergelijking met de cliënten. In het begin heb ik me vooral nog klein gevoeld, maar nadat ik tijd hieraan heb gewerkt, voelde ik me meer een professional.
Gekeken naar mijn coöperatief vermogen ben ik erg vooruit gegaan. Ik geef mensen de ruimte om hun mening te geven en ik ga minder af op alleen mijn eigen mening. Ik kom er steeds meer achter het belangrijk is om de verschillende frames te analyseren voordat je kunt beslissen over wat een cliënt het beste kan doen. Wel ben ik nog steeds het liefst de leider in een samenwerkingsverband. Maar door de ontwikkeling van mij mening genuanceerder en voorzichtiger over brengen én ook andere meningen te accepteren ben ik een minder dominante leider geworden. Verdere reflecties en informatie over samenwerking is te vinden in criterium 3 van portfolio 2.
Waar ik ook een ontwikkeling in heb doorgemaakt qua communicatief vermogen, is dat ik mensen laat uitpraten. Hier liep ik in het dagelijks leven tegenaan, maar ook tijdens gespreksvoering. Ik probeerde vaker dingen in te vullen voor mensen, waardoor ik er door heen praatte. Hiermee gaf ik de ander niet de kans om zijn of haar verhaal te doen. Dit was ook mijn leerdoel die ik afgelopen leerjaar mee wilde nemen naar leerjaar 2. Klik hier om meer over te lezen.
Verder ben ik qua sturend vermogen meer ontwikkeld op het gebied van initiatief nemen en mensen aansturen en begeleiden. Op stage heb ik zelf initiatief moeten nemen om echt ergens te komen. Als ik niet zelf het initiatief had genomen om rapportages te schrijven, alleen te begeleiden en verschillende projecten te bezoeken, dan had ik de hele stage door alleen maar deelnemers begeleidt onder gezag van Debbie. Vanuit stage hebben ze mij in het begin zo weinig aansturing gegeven dat ik dit initiatief zelf wel moest nemen om wat te leren daar. Na een tijd heb ik een gesprek aangevraagd met het hoofd van kantoor. In dit gesprek heeft zij ook haar excuses aangeboden voor hoe het is gegaan in het begin. Ze was blij dat ik zelf zo veel had ondernomen om het leerzaam te maken.
Daarnaast ben ik begeleider geweest van verschillende deelnemers. Hierin heb ik geleerd om feedback te geven en mensen aan te spreken de ouder dan ik zijn. Ik heb zelfs een keer andere derdejaars HBO studenten moeten aansturen in hun begeleiding op stage. Ik denk dat ik goed ben in sturen omdat ik zo gestructureerd werk. Ik maak lijsten van wat moet gebeuren en kijk wie het beste wat kan doen. Hierdoor wordt het overzichtelijk en makkelijk om mensen aan te sturen.
​
Ontwikkelingscriteria stage
Hieronder heb ik mijn eind ontwikkelingscriteria ingevuld door mijn stagebegeleider Debbie. Ik kan uit Debbie’s feedback opmaken dat ik vooral veel meer proactief ben geworden tijdens deze stage. Ook was Debbie erg te spreken over de samenwerking tussen mij en andere professionals. Ik ga volgend jaar ook weer veel met de gemeente te maken krijgen en andere professionals, dus ik ben blij dat Debbie mijn ontwikkeling hierin zo goed vond. Wat je ook erg terug ziet is dat ik in het begin bij de 0-meting nog niet zelfverzekerd genoeg was. Neem bijvoorbeeld de handelingen onder het kopje ‘professionele dialoog en reflectie’: ik denk juist altijd heel erg na over hoe ik dingen doe en wat ik doe, maar in het begin vond Debbie dat niet zo opvallen. Pas toen ik wat losser kwam ging ik ook dingen verantwoorden waardoor Debbie echt zag dat ik mijn eigen ontwikkeling bij hield. Wat ik duidelijk terug zie is dat ik goed de regie bij de cliënt leg en dat ik begaan ben met de cliënt. Waar ik nog wel aan moet werken is tegenslagen leren loslaten. Wanneer iets niet loopt zoals ik wil, of wanneer een cliënt chagrijnig word en klaagt, dan kan ik dat niet goed loslaten, terwijl het vaak niet aan mij ligt. Ik moet volgend jaar dus leren werken aan mijn eigen interpretatie leren onderscheiden van de waarheid, zodat ik beter met tegenslagen leer omgaan.



